“De adempauze, die de overgang van Oud naar Nieuw biedt, kan in onze tijd weinig meer zijn dan een voorbereiding om weer snel voorwaarts te ijlen op de weg naar méér produktie, méér dit, méér dat, sneller zus, sneller zo. Klaagde Macauley al meer dan een eeuw geleden niet, dat de mensheid het reizen niet meer verstond, alleen maar snel wilde aankomen op de plaats van bestemming?” (“De Monorail– ons vervoermiddel van de toekomst?, Algemeen Handelsblad, 2 januari 1960). Pioniers in de VS en in Duitsland hadden de belofte van de monorail in 1960 reeds waargemaakt en omdat de toekomst indertijd voor de deur leek te staan kon men in voornoemd krantenartikel ongeduldig verzuchten: “waarom niet eens de mogelijkheden van de monorail onderzocht?” Maar het stadsbestuur van Amsterdam gaf al snel te kennen geen heil te zien in een hangende trein aan een monorail door de stad. De geringe straatbreedte in het centrum zou ertoe leiden dat de razende treinen in teveel woningen overlast zouden veroorzaken. Evenmin zou er in de breedte voldoende ruimte zijn voor de haltes terwijl het hoogteverschil van 5 tot 6 meter tussen de straat en het perron “inconveniënt” werd geacht. Alleen voor de langere verbindingen met de tuinsteden zou de monorail zinvol kunnen zijn maar dan nog resteerden esthetische bezwaren (Het Parool 5 februari 1960).
Toch zou de “monorail” een grote ster blijven in de technische toekomstvoorstellingen van ontwerpers. Dit “vervoermiddel van de toekomst” kwam dan ook vaak voor op de futurologische tekeningen van de gebroeders Das. De monorail was ook een integraal onderdeel van de visie van vliegveldontwerper L.C. de Villeneuve van The Netherlands Airport Consultants (NACO) in 1971. “Ons tweede Schiphol moet maar in zee worden aangelegd. Een 8-baans verkeersweg over een dam, een monorail en eventueel helicopters moeten voor de verbinding met het vaste land zorgen. Afgezien van het feit dat je op het land gauw uitgepraat bent voor wat betreft de’ uitbreiding van het aantal platforms, gebouwen en (niet te vergeten) de parkeergelegenheid, is daar ’t bezwaar van de geluidshinder.” (Het Vrije Volk 28 januari 1971: https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010957431:mpeg21:a0302). De betrokken futurologen en bestuurders meenden dat het vliegveld in zee tegen het jaar 2000 wel gerealiseerd zou moeten zijn (ibidem). De NACO, opgericht door Albert Plesman in 1949, bestaat nog steeds, als deel van Royal Haskoning (https://naco.nl/history/). Ook de mogelijkheid van een vliegveld in zee maakt nog altijd deel uit van de discussie over de toekomstige inrichting van ons land (“Een vlucht naar voren. Een lange termijn planning voor de luchtvaart in Nederland. “Schiphol wordt te groot voor Nederland. Maak Nederland groter met een eiland!”, rapport van omwonenden van Schiphol aangeboden aan de Tweede Kamer, 23 januari 2018: https://www.bewonersomgevingschiphol.nl/wp-content/uploads/2018/01/Vlucht-naar-Voren.pdf).
In de recente plannen is de monorail-optie natuurlijk vervangen door “gewone” metrotreinen en TGV’s. Maar toch heeft de monorail opnieuw een geprojecteerde toekomst gekregen met de hyperloop. Dat is een vacuüm getrokken buis waardoor voertuigen elektromagnetisch kunnen worden aangedreven tot snelheden van zo’n 1000 kilometer per uur. Het gaat hierbij als het ware om grootschalig transport per buizenpost (https://pneumatic.tube) waarmee je vanuit Amsterdam naar Eindhoven zou kunnen reizen in een kwartier. Of naar Frankfurt in 50 minuten (https://www.ad.nl/auto/groningen-krijgt-drie-kilometer-lange-hyperloop-als-testbaan~ae5b9c48/?referrer=https://www.google.com/). De hyperloop zou daarmee een energiezuiniger alternatief bieden voor korte vliegreizen en zelfs treinreizen, voor goederen en passagiers. Vorige week is besloten dat er een testbuis van drie kilometer lengte zal worden aangelegd in Groningen (https://www.ad.nl/auto/groningen-krijgt-drie-kilometer-lange-hyperloop-als-testbaan~ae5b9c48/?referrer=https://www.google.com/).
De toekomst stond in Groningen ook al voor de deur van een tentoonstelling in 1994, getiteld “’De provincie Groningen in 2020’” (Nieuwsblad van het Noorden, 10 mei 1994: https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:011005082:mpeg21:a0398). Volgens één van de vergezichten zou de Eemshaven een voorname wereldhaven zijn geworden en zou de hele provincie een opmerkelijke opbloei hebben gekregen in tuinbouw, milieu-vriendelijke industrie, duurzame electriciteitsopwekking en hoogwaardige recreatie. “De stad Groningen heeft Amsterdam als culturele hoofdstad van de eerste plaats verdrongen. De werkloosheid is uitgebannen. Krasse knarren en jonge blommen bevolken de gemeentebesturen.” (ibidem.) Met de TGV zou men van Groningen naar Parijs kunnen reizen in vier uur. In een van de revolutionaire idee komt de monorail weer voor. Volgens andere visioenen zou Groningen een heuse waterwereld zijn geworden met evenzo mooie perspectieven. De ontwerpen van die tentoonstelling waren niet allemaal even realistisch, maar zo gaat dat met de visualisaties van de futurologen.
Lange tijd is het jaar 2000 het punt aan de horizon geweest. “Het jaar 2000 is het meest besproken jaartal van de laatste tijd”, lezen we in de Leeuwarder Courant van 5 maart 1966. “Sociologen, planologen, politici, strategen, biologen, medici en zelfs theologen houden zich ermee bezig. Op de pas gehouden conferenties van de Wiardi Beekman Stichting „De volgende 20 jaar” in Amsterdam en over de toekomst van het Noorden in Groningen was het jaar 2000 troef. In Nederland hebben de vormingscentra „De Horst” te Driebergen en „De Horstink” te Amersfoort verleden jaar een „Werkgroep 2000″ gesticht, die zich speciaal met toekomst-studies bezig houdt. Deze „Werkgroep 2000″ heeft al contacten met overeenkomstige instellingen in de V.S., Engeland en Frankrijk. Dit „schouwen” naar het jaar 2000 en dit maken van prognoses is geen ijdele bezigheid. Voor we het weten is het 2000.” (“Om de toekomst”, Leeuwarder Courant van 5 maart 1966, https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010617387:mpeg21:a0012).
En voor we het in 2000 wisten zou het 2020 zijn. Dat is het dan vanaf vandaag. Weer staat de toekomst dus voor de deur. En weer lopen we hopeloos achter. We lopen meer achter dan we zouden denken op grond van de recente geschiedenis van de futurologie. Want daarin concentreert men zich gerust op de mogelijkheden van de technische vooruitgang. In het domein van de technologie is “the sky” nog lang niet “the limit”. Maar de mogelijkheden worden sterk beperkt door belemmeringen van institutionele aard, door financiële bezwaren, juridische moeilijkheden, esthetische bezwaren of, niet het minst belangrijk, milieu-overwegingen. Je kunt wel vliegende auto’s uitvinden voor algemeen directeuren die de files voorbij willen vliegen, maar die vlieger zal nooit opgaan, alleen al omdat ze op hun weg van A naar Beter de kabels, de borden en de mede-luchtweggebruikers moeten weten te vermijden. Het zal moeilijk zijn een schadeformulier voor hun ongelukken te ontwerpen. Iedereen die ooit een drone heeft gekocht in Amsterdam weet inmiddels wel dat het onmogelijk is om meer dan 2 meter hoog te komen in de grote “no-fly-zones” als die van de hoofdstad en de luchthaven. Niettemin zien we iedere, pakweg, twee jaar weer zo’n futurologisch nieuwsbericht over een vliegende auto (https://nos.nl/artikel/2265670-vliegende-auto-komt-eraan-maar-nog-geen-oplossing-voor-files.html).
De technische blik verblindt menigeen. Het is makkelijker voor Elon Musk om een zelfvoorzienende basis op de maan te bouwen dan het is voor de achterblijvers op aarde om de afgesproken klimaatdoelstellingen te halen. Het zou mooi zijn om in het nieuwe jaar niet alleen de blik te vestigen op 2030, 2040, of 2050, maar ook op, en vooral op, de dag van vandaag. Regeren is niet alleen vooruitzien –– wat nooit goed lukt –– maar ook goed om je heen kijken –– wat politici eigenlijk al helemaal niet lukt. “Elk geslacht beschouwt het ongetwijfeld als haar taak, de wereld opnieuw te bouwen”, stelde Albert Camus in 1957 bij het ontvangen van de Nobelprijs. “Mijn geslacht echter weet, dat ze haar niet opnieuw zal bouwen. Maar wellicht valt haar een grotere taak toe. Deze taak bestaat hierin, te verhinderen, dat de wereld uiteen valt.” (Geciteerd in de Leeuwarder Courant van 20 maart 1967: https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010617703:mpeg21:a0011). De impliciete verwijzing is natuurlijk naar de gevaren die volgen uit de vele belemmeringen die bestaan op alle andere vlakken dan het technische. Techniek en wetenschap gaan ons niet redden van de ondergang –– “begging your pardon, Mr Musk” – zolang de politiek, gelijk de samenleving die daarin is weerspiegeld, weerbarstig of onverschillig blijft.
“Nog nooit hebben we zoveel over de toekomst geweten, nog nooit hebben we zoveel aan de toekomst kunnen doen, maar zelden zijn we zo door het heden verlamd geweest”, stelde een Nederlandse futuroloog, een zekere professor Polak, in 1967. “Het is niet zoals Camus in 1957 zei, dat er geen nieuwe wereld gebouwd wordt. We bouwen als razenden aan een nieuwe wereld. Nieuwe steden en nieuwe wijken verrijzen. We produceren steeds meer in steeds sneller tempo. Maar bouwen we bewust aan de toekomst — aan welke toekomst dan? — of bouwt de toekomst zichzelf? Welke wereld bouwen we met elkaar? Een wereld, waarin water en lucht vervuild wordt, waarin de natuur verpest wordt, met wegen, waarop de chaos steeds groter wordt en jaarlijks honderdduizenden doden vallen? Een maatschappij, waarin we met onze sociale voorzieningen achter de bevolkingsexplosie blijven aanhollen? Een industriële maatschappij met boeren als gesubsidieerde slaven en bejaarden als bedeelde verschoppelingen?” (“Verraad aan toekomst?”, Leeuwarder Courant, 20 maart 1967: https://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010617703:mpeg21:a0011).
Nog steeds zijn de boeren “slaven” (hoewel niet juridisch), zoals we afgelopen jaar hebben gezien, van de supermarkten. Of liever gezegd: ze zijn gehouden aan het koopgedrag van consumenten die “geen cent teveel” willen betalen voor hun voedsel, al knallen die consumenten collectief gemakkelijk voor 77 miljoen euro weg aan legaal vuurwerk. Of zijn de boeren niet eerder slaven van de lastendruk van hun eigen verzonken kapitaal? De kwalen hangen samen en hun oplossingen hebben met techniek alleen weinig te doen. Het liedje is oud. Ik herinner me de stress van de waarschuwingen van de Club van Rome in mijn jeugd. Er is zowat geen spat terecht gekomen van de aanbevolen verbeteringen en beteugelingen, ondanks de explosie van innovatieve techniek. Vervuilen en verkwisten –– ironisch genoeg door te bezuinigen –– is nu eenmaal een traditie waar je van de gewone Nederlander niet aan mag komen.