Jac Lirb boven het rampgebied van Zeeland en Zuid-Holland in februari 1953

Hulpverlening na de de watersnoodramp van 31 januari 1953 en 1 februari 1953. Foto boven: twee Fairchild Packet “Flying Boxcar” toestellen van de USAF op marinevliegkamp Valkenburg speciaal voor de gelegenheid van de hulpverlening aldaar gedetacheerd (Leger Film- en Fotodienst LFFD, NIMH 2158_084064). Foto midden: een dropping van voorraden en hulpgoederen op een gemarkeerd voetbalveld van Colijnsplaat (foto Gerard de Fouw, Historie Gem. Noord-Beveland, https://www.noord-beveland.nl/verhalen-over-de-watersnood). Foto Onder: “Watersnoodramp 1953. Een dropping van hulpgoederen … in het door de ramp getroffen gebied vanuit een Amerikaanse Fairchild C-119 Flying Boxcar” (Leger Film- en Fotodienst LFFD, NIMH 2155_047600).

Jac J.G. Lirb, mijn vader, heeft als dienstplichtig militair deelgenomen aan de hulpverlening na de grote overstromingen in Zeeland en Zuid-Holland in februari 1953. Hij stond onder bevel van de Materieel directeur Luchtmacht Technische Zaken DMLu te Den Haag, Scheveningen. Jac heeft in totaal 33 uur gevlogen, achter elkaar door, met, zoals hij me op 9 maart 2007 vertelde, “alleen wat koffie tussendoor”. Ze hebben hulpgoederen en materieel uitgeworpen met een ratjetoe aan toestellen: Dakota, Lockheed Neptune [zie noot: hij bedoelde waarschijnlijk de Lockheed Harpoon] én Fairchild Packet (“Flying Boxcar”). Mijn vader is in ieder geval met twee vluchten meegegaan in de Lockheed. Daarin zaten dan 10 man. Mijn vader zat achterin. “Achterstevoren “flares” uitwerpen”, zei hij, “moeilijk –– je maaltijd kwam naar boven. Ik had geen ervaring. Ik vlieg achteruit. Ik ziet zo’n klein luikie. Dit moest open en dat was dan een hoop geluid. Contact van de flare uittrekken en gooien.”  Met die “flares” konden ze de locatie van hulpbehoevenden  markeren en belichten. Vanuit Valkenburg zijn andere Nederlanders gevlogen met de Dakota’s. Het lijkt erop dat Jac in die 33 uur ook is meegegaan met de Fairchild Packet “Flying Boxcar” van de USAF: “de kont kon eraf om 7 rubberboten uit te gooien naar een ieder die in een boompje zat, waarvan je dacht «hoe komt die in Godsnaam nog van die boom af?».” Het is op de onderste foto nét of we de magere Sjakie op zijn rug zien. Maar dat zal toch een Amerikaan zijn geweest. “Met die rubberboten was een heel typische ervaring”, zei hij. “De Amerikanen liepen los rond maar wij zaten vast.” Volgens een collega was er dan ook een Amerikaan uit het (andere) toestel  gevallen. “Die is later gered.”

 

Jac Lirb’s zandzak van 1953. (Eigen foto uiteraard)

Wij  hebben in de berging nog een legergroene zandzak van 1953 opgevouwen liggen. Een mooi aandenken.

Eindnoot. Pa had het over de Lockheed Neptune, maar die zou pas tegen het eind van het jaar aan de Marine Luchtvaartdienst worden geleverd ter vervanging van de Lockheed Harpoon. Het lijkt erop dat mijn vader –– hoewel zelf een vliegtuigconstructeur ––  zich het vliegtuigtype verkeerd heeft herinnerd. “Tijdens de watersnoodramp in 1953 fungeerde een Harpoon als verbindingsvliegtuig boven het noodgebied.” (https://ipms.nl/artikelen/nedmil-luchtvaart/vliegtuigen-l/vliegtuigen-l-lockheed-harpoon). De Harpoon had inderdaad een positie voor een staartschutter, vanwaaruit Jac dan de flares zal hebben uitgeworpen (zie foto).

Lockheed Harpoon van de MLD (Nationaal Archief)

 

Voor literatuur: Adri P. van Vliet en Willem J.J. Geneste, Operatie Noach. De hulpverlening door de Koninklijke Marine en de Watersnoodramp van 1953, Instituut voor Maritieme Historie te Den Haag, Den Haag 2003