Aanleiding. Een ANP radiobericht uit 1973
ANP bericht van 23 november 1973: “113 Catalanen, die vier weken geleden in Barcelona waren gearresteerd, zijn op bevel van de Rechtbank voor Openbare Orde in Madrid, op borgtocht vrijgelaten. De Catalanen hadden in een kerkgebouw een bijeenkomst gehouden waarop onder meer over autonomie voor Catalonië zou zijn gesproken. Twee priesters zijn hangende het vooronderzoek nog in hechtenis.” (Koninklijke Bibliotheek, Delpher)
Uit dit ANP radiobericht blijkt dat de voorlopige hechtenis van Catalanen die op 28 october 1973 gearresteerd waren vanwege hun streven naar onafhankelijkheid ten tijde van de dictatuur van Franco kennelijk toch een stuk korter kon duren dan nu het geval is. Vrijlating op borgtocht was in 1973 dus nog wél mogelijk – hoewel niet voor twee priesters voor welke bijzonderheid dadelijk meer – terwijl dat de politieke gevangenen van vandaag niet eens meer is gegund. Uiteraard was de algehele situatie onder Franco gevaarlijker, en gelet op martelingen en executies voor velen ook echt levensgevaarlijk, zodat de vergelijking niet helemaal opgaat. Niettemin presenteert dit korte ANP radiobericht, dat ik vandaag toevallig tegenkwam, ons toch een wrange pendant van de huidige situatie van de Catalaanse politici en burgerbewegingsleiders in politiek gevangenschap in Spanje (zie eindnoot 1).
Toelichting. Assemblea de Catalunya
Het ging hier om de 113 leden van de Assemblea de Catalunya (AC), een brede beweging die streed tegen het regime van Franco en vóór, zoals de slogan ging, “de vrijheid, de amnestie en het statuut van autonomie” (Josep Maria Sória, “Naixement i mort de l’Assemblea de Catalunya”, La Vanguardia en Català, 8 november 2011). De Assemblea de Catalunya was het eerste verenigde platform van democratisch verzet tegen de Francoistische dictatuur, als een bonte verzameling van democraten, communisten, socialisten, separatisten, vakbondsleden, academici en vertegenwoordigers van beroepsorganisaties, culturele organisaties en buurtverenigingen CCMA,”La detenció del 113″, 29 maart 2004: “la primera plataforma unitària antifranquista que lluitava per aconseguir la democràcia”; vgl. Sória, op.cit.). De activiteiten van de Assemblea de Catalunya waren gericht op de gecombineerde rechtvaardiging, bestemd voor de burgers met een migratieverleden, van de eis tot het herstel van het Statuut van Autonomie van 1932 en het gebruik van de Catalaanse taal, overal en op alle niveaus, opdat ook zij zouden begrijpen dat de strijd voor zelfbestuur samenviel met de strijd voor democratie (Sória 2011, op. cit.: “L’activitat d’AC es va dirigir bàsicament cap a dos objectius: el de justificar la reivindicació de l’Estatut del 1932 i el de l’ús del català “a tots llocs i tots nivells” a fi de conscienciar la ciutadania de procedència immigrant sobre els continguts bàsics de la lluita per l’autogovern com a part fonamental de l’anhelada democràcia, objectiu que va complir amb escreix”). De AC zou in de loop van de 1970er jaren een belangrijke rol spelen in de (aanloop tot) de politieke transitie die zich tussen 1976 en 1978 voltrok na de opvolging van Franco door koning Juan Carlos van Bourbon.
De arrestaties van 28 october vonden inderdaad plaats in een kerk. Zo’n 150 mensen waren in de ochtend bijeengekomen in de parochiekerk van Santa Maria Mitjancera in Barcelona voor een clandestiene vergadering – velen met de bedoeling om naderhand de wedstrijd Barça-Granada te gaan kijken, om de hoek, in een wedstrijd waar Johan Cruijff toevallig zijn debuut in het “samarreta blaugrana” (blauwe shirt van de club) zou maken (CCMA,”La detenció del 113″, 29 maart 2004). Kort na aanvang van de vergadering viel de politie binnen. Ze waren verraden. Sommigen wisten te ontkomen. Dát men in een kerk vergaderde was volgens Josep Maria Sória niet verwonderlijk (Sória 2011, op. cit.). De repressie van de politieke vitaliteit van de Catalaanse samenleving was in de laat-Francoistische periode opnieuw toegenomen en inmiddels namen ook steeds meer Catalaanse geestelijken aan die strijd deel. Dit zal sommige lezers misschien een beetje verbazen en daarom zal ik even uitweiden over de relatie tussen Catalaanse onafhankelijkheidsstrijders en de geestelijkheid.
Uitweiding. Voorlopige observaties over de rol van de kerk en de geestelijkheid
De rol van de kerk en de geestelijken in de lange strijd voor Catalaanse onafhankelijkheid is niet ondubbelzinnig of consistent. Zoals mogelijk bij de lezer bekend is, hebben de Catalanen na het verlies van hun soevereiniteit in 1714 grote moeite gehad met de kerkelijke macht die (en vooral ook voor zovér die) nauw verbonden was met de Spaanse Monarchie. De diepe achtergrond is een oud verhaal dat zich ook in andere delen van het Iberisch schiereiland heeft afgespeeld, zoals in het zuiden waar het grootgrondbezit heerste, maar ook in de kolonies. Eeuwenlang heeft de Spaanse elite talloze “overtollige” telgen van hun families (zij die overbleven na aftrek van de politieke en economische erfgenamen) laten toetreden tot de geestelijkheid tot wederzijds voordeel: de adel en gegoede burgerij voedde de kerk met manschappen en giften, terwijl kerkelijke carriere-machinerie de elite steunde in praktische zin en in termen van lobby-kracht door de gelegenheid tot statusverhoging te bieden (zie eindnoot 2). De kerk werd door velen al om sociaal-economische redenen gehaat, zelfs door gelovigen, vooral in de gebieden waar men overwegend “republikeins” was, zoals Catalonië (zie eindnoot 3). Het gebrek aan liefde was wederzijds. De snelle gedwongen secularisatie van de samenleving van de Tweede Spaanse Republiek in de eerste helft van de 1930er jaren zette enorm veel kwaad bloed in de eerste plaats bij de geestelijken zelf die daardoor vaak hun inkomen dreigden te verliezen, samen met hun rol in het basisonderwijs en hun status in de samenleving. Zij en veel van hun trouwe gelovigen verloren de rituelen, de processies, de vrijheid van het klokgelui, hun tradities. De jonge republiek werd al snel door kerkelijke gezagsdragers verguisd als zondig en dwalend (Helen Graham, The Spanish Civil War. A Very Short Introduction, Oxford 2005, 4-9). De katholieke kerk schaarde zich daarom, mét de meer “devote” volgelingen (Carlisten voornamelijk, die een heuse theocratie voorstonden), vrijwel direct aan de zijde van de fascistische rebellen van Franco als waren zij elkaars “natuurlijke bondgenoten” (Stanley G. Payne, The Franco Regime 1936-1975, Londen 1987, 197; voor het anti-clericalisme van de republikeinen, zie ook Paul Preston, The Spanish Holocaust. Inquisition and Extermination in Twentieth-Century Spain, London 2012, 16-20). Door zich namelijk op rechts te stellen tegenóver de democratische Republiek aan de linkerzijde, kon immers het rode gevaar van de goddeloze communisten worden tegengehouden. Bovendien zou men aldus toewerken naar het herstel van het historisch beproefde verbond tussen de Spaanse Monarchie en de Katholieke Kerk (voor het “nationaal-katholicisme”, zie Ramón Cotarelo, La desnacionalización de España, De la nación posible al Estado fallido, Valencia 2016, inz. 65 e.v.; Ramón Cotarelo en Jose Manuel Roca, La antitransición. La derecha neofranquista y el saqueo de España, Valencia 2015, 26-27). Met de doctrine van een ondeelbare Spaanse Eenheid als ware het de Heilige Geest kon dat verbond eindelijk weer een heilige drie-eenheid worden: Spanje zou weer het sterke Katholieke fort zijn van de Reconquista (eindnoot 4).
Waar Marxisme en nationalisme samenkomen, verliest doorgaans de kerk. Dat is een logisch gevolg, alleen al vanwege de Marxistische beschuldiging dat religie opium voor het volk zou zijn ten koste van de progressieven en ten gunste van de conservatieven en reactionairen. Tijdens de Spaanse Burgeroorlog zijn talloze priesters, monniken en nonnen het slachtoffer geworden van gewelddadigheden en vaak ook met fatale afloop (Paul Preston, The Spanish Holocaust. Inquisition and Extermination in Twentieth-Century Spain, London 2012, 233-238). Vooral over dit onderwerp is hevig gestreden in de propagandaoorlog die beide kampen voerden in het buitenland. Zo verdedigde Paul Kiès aldus de eer van de republiek in hotel Concordia in Noord-Scharwoude tijdens een spreekbeurt over de situatie in Catalonië op 26 januari 1937: “Spr. [Spreker] bestreed de beweringen, dat de socialisten de kerken vernietigen. Het tegendeel is het geval, daar in het door Franco veroverde gebied alles is vernietigd en uitgemoord. De regeering heeft de kerken in het door haar bezette gebied buiten dienst gesteld, doch niet vernield. De schuld van deze vernietiging, welke veelal in plaatsen gebeurde, waar de socialisten en communisten weinig aanhang hadden, ligt bij de kerk zelf. Als zij goed gehandeld had, was er nooit socialisme gekomen. Nu gingen de vrouwen voorop met knuppels gewapend. De strijd ging tegen de kerk maar niet tegen de godsdienst. De Spanjaarden zijn opgestaan tegen de onderdrukking.” (Alkmaarsche Courant, 28 januari 1937). Niettemin zijn er naar schatting toch bijna 7.000 geestelijken afgeslacht in de linkse gebieden (Stanley Payne, The Franco Regime 1936-1975, Londen 1987, 198). De priesters en monniken moesten worden gedood omdat ze vertegenwoordigers waren van een onderdrukkende Kerk van de rijken en de machtigen die nu ook de Republiek hadden aangevallen; de koorzangers en klokkenluiders moesten er ook aan geloven omdat zij deel uitmaakten van diezelfde oude orde. “The act of desecration itself – churches destroyed or turned into profane uses; the remains of religious personnel disinterred – speaks eloquently of the power still invested in religion and the Church by the desecrators themselves” (Helen Graham, The Spanish Civil War. A Very Short Introduction, Oxford 2005, 27).
Maar al werd de strijd tegen de kerk hard en vuil gevoerd, het was misschien niet ook een strijd tegen de godsdienst. Want de aversie tegen de “officiele” kerk die in dat Spaanse bolwerk van het Pausdom zo nauw verbonden was met het koningschap, deed toch niet geheel afbreuk aan de vaak ingeboren religiositeit van mensen in Catalonië. De Catalaanse samenleving is altijd diep religieus geweest en heeft, hoe eigenzinnig men verder ook was, naast de bestaande vormen en motieven van devotie doorgaans gemakkelijk voldaan aan de eisen van het katholicisme zelfs van de contra-reformatie (Henry Kamen, The Phoenix and the Flame, Catalonia and the Counter Reformation, New Haven & London 1993). In de hernieuwde focus op de Catalaanse culturele identiteit aan het eind van de 19e eeuw, kon het katholicisme gemakkelijk worden gewaardeerd als een eerbiedwaardig oud en authentiek aspect van de Catalaanse geest, met accenten op verlichting en tolerantie. Maar het zou verder geen apart relief krijgen in het Catalanisme (Daniele Conversi, The Basques, The Catalans and Spain, London 1997, 91-92; zie verder eindnoot 5). Je zou bijna kunnen zeggen dat het katholicisme in Catalonië altijd al in sommige opzichten een zekere mate van onafhankelijkheid heeft gehad: hiervan getuigt wellicht de bouw van monumentale kerken met eigen middelen en geheel volgens eigen overwegingen van functie en stijl – van de Santa Maria del Mar in de 14e eeuw (nu nog beter bekend wegens de historische roman van Ildefonso Falcones) tot nu die van de Sagrada Familia in de 20e en 21e eeuw – hetgeen zich mooi vergelijkt met de sterk ontwikkelde burgerzin van de Catalanen. Of dat verband overdreven is of niet, er is onder de Catalanen nog steeds veel waardering voor de religiositeit, in de praktijk, in het erfgoed, de kunst, en in de natuur. De gezaagde berg Montserrat is immers nog steeds het zichtbare heilige centrum van Catalonië (voor de berg, het klooster en de zwarte madonna als de spirituele bron van het Catalaanse volk, zie Angel Smith, The Origins of Catalan Nationalism, 18770-1898, Basingstoke 2014, 80, 187 ev.).
Toen Marcelo Gonzalez, een Castilliaan, op uitdrukkelijk voordracht van Franco (zie hieronder voor het concordaat van 1953, de “wettelijke” basis van deze bemoeienis) werd aangesteld als aartsbisschop-coadjutor van Barcelona, is fel protest per brief in zeven talen de wereld overgegaan omdat het regime compleet voorbij was gegaan aan de wil van de Catalanen met deze benoeming van een man die noch de taal, noch de cultuur, noch de tradities kende (Dagblad De Stem 18 mei 1966). Er vielen meteen klappen in de kathedraal. “In de kathedraal van Barcelona is vandaag gevochten tussen Catalaanse en andere kerkgangers, nadat de Catalanen met gezang een toespraak van de pauselijke nuntius hadden onderbroken. Deze leidde de nieuwbenoemde coadjutor in, een niet-Catalaan.” (ANP Nieuwsbericht, 19 mei 1966). Een week eerder was het op straat tot een treffen gekomen tussen de politie en priesters – een stuk of honderd – die op de Via Laietana tegen de toepassing van foltering door de politie demonstreerden (Josep Maria Sória, “Naixement i mort de l’Assemblea de Catalunya”, La Vanguardia en Català, 8 november 2011). “Het Spaanse episcopaat heeft de Catalaanse priesters veroordeeld die vorige week in een mars naar de politie van Barcelona trokken om te protesteren tegen het gebruik van geweld tegen een student. De politie joeg toen de priesters met gummiknuppels uiteen. Het episcopaat noemt het optreden van de priesters betreurenswaardig” (ANP Nieuwsbericht, 19 mei 1966). Het is tekenend dat, zoals we net lazen, de autoriteit van de Spaanse kerk met zijn veroordeeld naadloos aansluit bij het Franco regime. Maar het is evenzo tekenend dat het juist de Catalaanse priesters waren, van de basis echelons tot aan de monniken van Montserrat, die tegen het regime demonstreerden (Josep Maria Sória, “Naixement i mort de l’Assemblea de Catalunya”, La Vanguardia en Català, 8 november 2011). En alsof de geschiedenis zich in dit thema steeds weer herhaalt, zou het ook in de huidige crisis juist de abt van het klooster van Montserrat zijn, Josep M. Soler, die publiekelijk opkwam voor de bescherming van de Catalanen (NacióDigital, 24 maart 2018).
De Weerslag van de gebeurtenissen in de Nederlandse kranten
Hier verschijnt binnenkort een sectie.
Conclusie
De arrestatie van de 113 was een misrekening van het Francoistische regime. Het gevolg was namelijk een enorme mobilisatie van steun van burgers aan de gedetineerden en die ontketende een campagne van solidariteit die internationaal de aandacht wekte. Het is misschien niet betekenisloos dat de ANP radiodienst het nieuws van de arrestatie op 28 november nog niet zo vermeldenswaardig vond (ik heb dat bericht althans nog niet gevonden), maar na een maand van internationale protesten wél melding deed van de vrijlating onder borgtocht van de 113 gearresteerden, met uitzondering van twee priesters! Dankzij de repressie, heeft het regime van Franco de Assemblea de Catalunya zélf publiekelijk bevorderd tot “de oppositie” (CCMA,”La detenció del 113″, 29 maart 2004: “El règim va convertir públicament l’Assemblea de Catalunya en l'”Oposició”.”). Het is te hopen dat in dit opzicht de geschiedenis zich zal herhalen en dat de huidige repressie van de Catalaanse burgerbewegingen door de Spaanse Staat ook snel zal leiden tot een algehele verontwaardiging van de internationale gemeenschap. En u weet het: nog steeds is de Catalaanse oppositie republikeins.
EINDNOTEN
Eindnoot 1. Het is interessant om te constateren dat de ANP in het radiobericht “de autonomie van Catalonië” als meest belastend geachte (en als enig gespecificeerde) thema van de clandestiene bijeenkomst heeft aangeduid. Dat de aanwezigen deel uitmaakten van een brede democratische beweging tegen het Francoisme is verder ongenoemd gebleven.
Eindnoot 2. Voor een verpletterende aanklacht van dit patroon, dat ik voor eigen doeleinden voorlopig het Spaanse model van de “clericale overstroming van de sociale structuur” noem, zie het artikel “De toestand van Sicilië”, over dat eiland dat, als een der Beide Siciliën, langdurig onder het bewind heeft gestaan van Spaanse Bourbons, in De Avondbode van 22 maart 1838. Voor de verwovenheid van staatsbestuur en de katholieke kerk in het liberale Spanje van voor de burgeroorlog, zie Raymond Carr, The Spanish Tragedy. The Civil War in Perspective, London 1993, 10-12).
Eindnoot 3. Veelzeggend is de karakterisering van Catalanen in een Zeeuwse krant uit 1874 wanneer in een bericht ter sprake komt dat Barcelona “lastiger” was onder het koningschap dan na de proclamatie van de Republiek, d.w.z. de Eerste Spaanse Republiek die duurde van 11 februari 1873 tot 29 december 1874: “het is bekend dat de Catalanen republikeinen zijn” (Zierikzeesche Courant 19 april 1873).
Eindnoot 4. Het begrip van de Spaanse staat als “fortress” van het ware geloof heb ik voor dit moment ontleend aan Henry Kamen, The Phoenix and the Flame, Catalonia and the Counter Reformation, New Haven & London 1993, 432. Voor de ontwikkeling van de opvatting dat de burgeroorlog een soort kruistocht was voor het Ware Katholieke Spanje, zie Stanley Payne, The Franco Regime 1936-1975, Londen 1987, 197-208, inz. 204).
Eindnoot 5. Daarentegen zou het katholicisme in Baskenland een iets andere rol spelen, misschien vanwege een grotere invloed van Carlisten daar, tot het punt waarop de kerk nadrukkelijk weergezien als bedreiging voor de onafhankelijkheidsbeweging. Zo zou Federico Krutwig in een voor de ETA invloedrijk boek uit 1963 de revolutionaire beweging voor Baskische Nationale Bevrijding verbinden met het Marxisme, zodat de kerk kon worden gezien als “agent of de-nationalisation and an enemy of the people” (Daniele Conversi, The Basques, The Catalans and Spain, London 1997, 91-92). Maar die vlieger bleek in de praktijk ook daar niet altijd op te gaan: Antonio Añoveras, de nieuwe bisschop van Bilbao, bleek in toenemende mate solidair te zijn met nationalistische Basken. Hij kwam in zijn preek van 24 februari 1974 op voor de culturele rechten van de Basken en deed zelfs een oproep tot de verandering van het Spaanse staatsbeleid inzake regionale rechten. Francoistisch gezinde collega’s wilden hem daarop geëxcommuniceerd zien en de regering stuurde direct een vliegtuig om hem pontificaal in ballingschap weg te sturen. Franco heeft de zaak snel gesust en heeft de bisschop min of meer “discreet” voor een “lange vacantie” heengezonden (Stanley Payne, The Franco Regime 1936-1975, Londen 1987, 595-596).