“All is Fair in the Global War On Terror”?
Facebook stukje naar aanleiding van Geertruid Peene, “‘Mogelijke Israëlische oorlogsmisdaden in Gaza lastig te bewijzen'” NOS online, 2 November 2023 (https://nos.nl/collectie/13959/artikel/2496383-mogelijke-israelische-oorlogsmisdaden-in-gaza-lastig-te-bewijzen?)
Ik probeer de logica van Knoops (cum suis?) te doorgronden die gepresenteerd is in het NOS online artikel van 2 november 2023 en eerder al op televisie.
«Het VN-commissariaat heeft het ook over “buitenproportionele aanvallen”, die kunnen duiden op oorlogsmisdaden. “Bewijslast aantonen van een mogelijke disproportionele aanval is echter complex omdat dit in hoge mate subjectief is”, zegt Knoops. De VN wijst specifiek naar het grote aantal burgerslachtoffers, maar een hoog aantal burgerslachtoffers wijst niet direct op een oorlogsmisdaad, zegt Knoops. Er wordt namelijk ook gekeken of het aantal burgerslachtoffers excessief is in verhouding tot het militaire voordeel dat men met de aanval wil behalen, legt Knoops uit.»
De aanvallers mogen dus zelf bepalen of hun acties excessief zijn of proportioneel. Fraai. Pas de logica eens toe op het bombardement van Rotterdam op 14 mei 1940. De Duitsers hebben daar een wezenlijk militair voordeel mee behaald want de weerstand van de Nederlanders haalde veel te veel vaart uit de Blitzkrieg. Met de “firestorm” in Rotterdam (nauwkeurig uitgedokterd in de experimentele bombardementen op, onder andere, Guernika in 1937) is doelgericht een klap gegeven op alle Nederlandse verdedigingsinspanningen. Chantage loont en betaalt zich uit in militair voordeel. Tot zover de rechtvaardigheid.
Laat ik eens, als historicus doch natuurlijk niet juridisch terdege onderlegd, andere volgens mij mogelijke implicaties doorlopen met de nu gaande genocidale aanval van Israel op Gaza in gedachten. Want in dit geval staat de burgerbevolking volgens mij nog in een slechtere positie, juridisch beschouwd, dan de stadsbevolking van Rotterdam op 14 mei 1940. Dat lijkt me te volgen uit de recente herformulering van de legitiem geaccepteerde “vijand”, de niet-statelijke strijders als vrijheidsstrijders of terroristen. (Zie eindnoot 1).
Door niet een natiestaat met een regulier leger als vijand aan te wijzen, maar een dubbelzinnige “groepering” in een burgerbevolking, “non-state actors”, is opeens die hele burgerbevolking zo goed als vogelvrij geworden; de tot vijand verklaarde leden van die bevolking (lees” “vrijheidsstrijders”), immers, komen uit het collectief voort en leven ook temidden van dat collectief. Op die manier wordt de hele burgerbevolking al gauw vanzelf beschouwd als menselijk schild –– zeker wanneer er in het strijdgebied onvoldoende ruimte is om fysieke afstand te bewaren tussen de strijders en de burgers (zie ook eindnoot 2). Een aanvallende militair commandant met een genocidale opdracht (inmiddels overduidelijk aangetoond), die dus sowieso vergelding zoekt met collectieve bestraffing en vervolgens, met een al dan niet geheime agenda, nog een stap verder wil gaan, kan vervolgens iedereen straffeloos doodmaken. “Straffeloos” omdat het militair voordeel van degene die de genocide beoogt te plegen altijd opweegt tegen het aantal “onschuldige” slachtoffers. Hoe hoog ook. En ik begrijp van Mr. Knoops dat de beoordeling van proportionaliteit dan toch afhangt van de inschatting die de aanvallende commandant maakt van het militair te behalen voordeel. Altijd prijs. Zolang je maar “terroristen” blijft roepen.
Het Internationaal Recht lijkt mij stelselmatig te zijn gedegenereerd (al zullen juristen betogen “ontwikkeld”) door de erkenning, vanaf George W. Bush, van oorlogs-verklaringen aan “vaag” (“arbitrair”, “ambigue”) omschreven vijanden die door natiestaten op een lijst van terroristen konden worden gezet. Het nieuwe adagio zou ik samenvatten als: All is Fair, kennelijk, in the Global War On Terror. Zie hiervoor Sean R. Roberts, The War on The Uyghurs. China’s Campaign Against Xinjiang’s Muslims, Manchester University Press, 2020. Roberts demonstreert hoe de “Global War On Terror”, zoals verklaard in reactie op de aanslagen van 11 september 2001, heeft geleid tot een soort koehandel (“horsetrading”) tussen staten die allemaal verschillende groeperingen van niet-staatgebonden personen op de internationaal erkende lijst van terroristen kon krijgen. De Chinese Volksrepubliek kreeg de Oeigoeren op die lijst en heeft de notering gebruikt als vrijbrief voor hun vervolging (ibid., inz. 11). Een en ander maakt deel uit van een ingewikkelde juridische thematiek (bijvoorbeeld aan te duiden als “Non-State Actors and International Humanitarian Law”). Ik zou daartoe moeten lezen: Liesbeth Zegveld, “Accountability of Armed Opposition Groups in International Law”, Cambridge University Press, 2009; dat heb ik helaas nog niet gedaan.
Eindnoot 1. Voor (de militaire betekenis van) het bombardement op Rotterdam, zie bijv.: Herman Amersfoort & Piet Kamphuis, red., Mei 1940. De strijd op Nederlands grondgebied, NIMH, Uitgeverij Boom Amsterdam 2012, inz. 369-379. Of, verhalend en deels gebaseerd op mondelinge geschiedenis: Aad Wagenaar, Rotterdam mei ’40: de slag, de bommen, de brand, Just Publishers Rotterdam 2009.
Eindnoot 2. Over dat vermeende gebruik van de burgerbevolking als menselijk schild door Hamas: de strijders kunnen moeilijk NIET temidden van de bevolking staan (a) waar ze zelf deel van uitmaken (als niet-statelijke verzetstrijders) en (b) waar ze moeilijk fysiek veilige afstand van kunnen nemen gezien de beperkte ruimte en de hoge bevolkingsdichtheid. Bovendien meen ik sowieso dat het al snel onzinnig wordt om in verband met bombardementen op stedelijke gebieden te spreken van een menselijk schild. Daar is sprake van zodra soldaten geconfronteerd worden met een vijand die hen direct bedreigt zich verschuilend achter gijzelaars. Zoals gebeurd is in de meidagen 1940 bijvoorbeeld bij vliegveld Ockenburg of bij de laatste bestorming van de Grebbenberg (Amersfoort & Kamphuis, op. cit., 279).