Interview van Gemma Aguilera met Alfred-Maurice De Zayas in El Món van 15 januari 2018 weergegeven deels in parafrase en vertaling en aangevuld met eigen commentaar, extra informatie en verwijzingen.
Alfred-Maurice De Zayas, de “onafhankelijke deskundige bij de Verenigde Naties voor de bevordering van een democratische en rechtvaardige internationale orde”, heeft de diplomatieke stilte rond de Catalaanse Kwestie nu al meerdere malen gehekeld (zie bijvoorbeeld Catalaanse Troebelen nrs. 5 en 16). De Catalaanse Troebelen verdienen de aandacht van de EU en de VN, zoals reeds maanden lang al duidelijk is, maar krijgen die niet. Toch zijn de twee organisaties van natiestaten – en daarmee ook hun afzonderlijke leden – krachtens hun eigen verklaringen en grondvesten verplicht om zich in te spannen voor de handhaving van internationaal recht.
Dat de Catalanen “internationale solidariteit zijn ontzegd” bij het verklaren van de onafhankelijkheid op 27 oktober 2017 beschouwt De Zayas als “afwijkend” (“aberrant”, dus als een “aberratie”, als een “dwaling”). Hij acht het, met een juridisch verantwoord understatement, “problematisch” dat Spanje nu al maanden lang vier prominente Catalaanse politici gevangen houdt om veronderstelde misdrijven die essentieel “politiek” zijn, “omdat er niets méér politiek is dan de vreedzame verdediging van de eigen cultuur en identiteit en het recht op de vrije zelfbeschikking”. Hij wijst op de geldigheid van het 1e artikel van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (noot 1), die beide bekrachtigd zijn door Spanje, volgens welke het recht op zelfbeschikking een recht is dat in geen geval kan worden ingetrokken (of ontzegd). “Het is heel relevant,” stelt De Zayas, want “het is een recht dat prevaleert boven andere rechten. Ik verwijs naar artikel 96 van de Spaanse grondwet, waarin voorrang wordt gegeven aan het internationale recht boven het nationale recht [noot 2]. Zoals bekend is in Madrid, moeten de wetten en de grondwet worden geïnterpreteerd in het licht van het internationale recht.” (interview van Gemma Aguilera met Alfred De Zayas in El Món van 15 januari 2018; mogelijk is ook nog van toepassing de Helsinki Final Act van 1975 en de verklaringen van de International Law Commission in 1988, waarvoor zie, met verwijzingen, Malcolm N. Shaw, International Law, Eighth Edition, Cambridge University Press: Cambridge & New York 2017, 224). De Zayas stelt dat de territoriale integriteit van Spanje niet zonder meer prevaleert boven het recht van afscheiding (voor de ontwikkelingsgeschiedenis van de moeilijke relatie tussen het recht van afscheiding, dat als uiterste consequentie kan volgen uit de gelding van het recht op externe zelfbeschikking, en het recht van de bescherming van de territoriale integriteit van de staat die er door wordt geschat, zie Jörg Fisch, The Right of Self-Determination of Peoples. The Domestication of an Illusion, translated by Anita Mage, Cambridge University Press: Cambridge and New York [2010] 2016).
Hier merk ik bij op dat het politiek overwegen daarvan, het streven ernaar, volgens het huidige Constitutionele Hof van Spanje nu een aanklacht van “seditie” of “rebellie” oplevert die waarop een maximum straf van 30 jaar staat (zie Catalaanse Troebelen nr. 15). Dertig jaar! Even ter contrast: tegen plegers van een brutale woningroofmoord in Rotterdam is tien jaar gevangenisstraf geëist (en vanwege het “Prisoner’s Dilemma” is dat gereduceerd tot vier jaar staf); een andere huisroofmoordenaar kreeg er daarentegen 12 terwijl er 6 jaar was geëist. Ik weet het: het is niet aan ons burgers om te twijfelen aan de wijsheid van de rechter. Maar toch: de eis van 30 jaar gevangenisstraf voor een geweldloos politiek streven dat door internationale verdragen is toegestaan?!! Ik zou zeggen: laat dit schandelijk gebrek aan proportie maar even goed inzinken. Dit is de eis die de politieke gevangenen van Spanje nu boven het hoofd hangt. Deze mensen zitten al bijna drie maanden vast, in gevangenissen ver weg van hun woonplaats, en ze mogen ook niet op borgtocht vrijkomen ook al kan géén van hen beschuldigd worden van geweldsdelicten. Dezelfde straf hangt ook boven het hoofd van de regeringsleden die om tactische redenen zijn uitgeweken naar Brussel om daar voor de internationale gemeenschap (inzonderlijk de EU) hun pleit verder te helpen. En niet te vergeten boven de hoofden van de vele honderden burgemeesters en schooldirecteuren die op 1 october hebben meegewerkt aan het houden van het zogenaamd “illegale” referendum. Nee, dit is geen klein bier.
De VN en de EU hebben volgens De Zayas de verplichting om het politieke gevangenschap in Spanje te veroordelen (“Comparteixo aquest sentiment, és obligació de l’ONU i de la UE condemnar una situació en què persones són detingudes i empresonades per accions de naturalesa estrictament política.”). “Ongelukkigerwijs heeft Spanje politieke gevangenen en zwijgen de EU en de VN er gewoon over. En het zijn politieke gevangenen omdat ze worden beschuldigd van het verdedigen van een politiek recht zonder ook maar enige [“cap”] gewelddadige actie te hebben gepleegd of ook maar iets te hebben gesaboteerd. Laten we het geval van Spanje en Catalonië eens vergelijken met andere landen waar er demonstraties zijn die zeer gewelddadig zijn, waarbij allerlei soorten vuurwapens worden gebruikt. Welnu, de Spaanse staat, die als lid van de EU een democratische staat is, wil de vreedzame manifestaties van Catalanen gelijkstellen aan situaties van extreem geweld, en dit is zeer ernstig. Om precies te zijn: wat we in Catalonië hebben gezien, is juist een sterke, vreedzame discipline van de Catalanisten, die aandringen op dialoog met de centrale overheid. Er is niets legitiemer dan het eisen van deze dialoog.”
De Zayas “vergeet” hier dan nog bij te vermelden dat er ter belemmering van het zogesteld “illegaal” gehouden referendum van 1 october juist heel veel geweld is gebruikt door de Militaire en Nationale politiediensten (waarvoor, zie Catalaanse Troebelen 10A). Vanaf de gebeurtenissen van 1 october zelf hebben de pro-Spaanse media en de Spaanse autoriteiten alles op alles gezet om deze staatsmisdrijven te verdoezelen en in plaats daarvan aannemelijk te maken dat de geweldplegers op die dag juist Catalanen waren: leden van de Catalaanse regiopolitie zouden hun collega’s van de nationale politiediensten hebben geïntimideerd en in het nauw gebracht, terwijl op andere plaatsen betogers dat ook zouden hebben gedaan. En inderdaad zijn er filmpjes opgedoken waarop we, behalve wat getrek en geduw, twee keer zien dat een betoger een gehelmde en gepanserde politiefunctionaris schopt (wat natuurlijk misdadig is) en een keer dat er een stoel wordt gegooid naar de eerste politieman die door de gebroken ruiten van een stembureau naar binnen stormt (zie ook Catalaanse Troebelen 10B). Nogmaals, daartegenover staan de tientallen video’s die we hebben kunnen zien van burgers die met geweld door de politiemensen uit de rijen voor de stembussen zijn geplukt. Er zijn die dag meer dan 1000 mensen naar de eerste hulp of de huisartsenpost gegaan voor de behandeling van hun wonden. Dit is allemaal nog steeds heel belangrijk want de Spaanse autoriteiten doen er nu álles aan om de Catalaanse onafhankelijkheidsbeweging van de kwalificatie “vreedzaam” te beroven juist vanwege de mogelijke implicaties voor de toepassing van het internationaal recht (zie mijn “Een oude duivel met een nieuwe opdracht” van 10 Januari 2018 helemaal onderaan in de Catalaanse Troebelen 19).
Er staat volgens De Zayas ook veel op het spel voor de EU. “Als de EU, vanwege geopolitieke belangen en niet in het belang van de mensenrechten, weigert op te treden tegen deze dwaling [“aberraciò”] gepleegd door de regering van Spanje, verliest zij haar geloofwaardigheid wordt het Europese project erdoor aangetast. En hetzelfde geldt voor de VN. In mijn beperkte rol als VN-zaakgelastigde voor de democratische en rechtvaardige internationale orde [“mandatari de l’ONU sobre l’ordre internacional democràtic i equitatiu”], heb ik heel duidelijk gemaakt dat Catalonië het recht heeft op zelfbeschikking en dat Spanje verplicht is om dit recht te respecteren. Het is een recht dat bij de bevolkingen [“pobles”] hoort en dat geen beperking kent. En het is onjuist dat het beperkt zou zijn tot bevolkingen [“pobles”] die voorheen koloniën zijn geweest.” (alle citaten van De Zayas nog steeds uit voornoemd interview; voor de verwerping van de beperking tot de-kolonisatie, zie ook Malcolm N. Shaw, International Law, Eighth Edition, Cambridge University Press: Cambridge & New York 2017, 223-226).
De interviewer vraagt dan of de EU en de VN nu juist niet de prioriteit moeten geven aan het recht van territoriale integriteit. “Overduidelijk niet!”, antwoordt De Zayas.”Het internationaal recht stelt dat Staat A geen inbreuk mag maken op de territoriale integriteit van Staat B; maar zowel Staat A als Staat B hebben de verplichting om de vrije zelfbeschikking van alle bevolkingen [“pobles”] die in hun territorium leven te respecteren. De vrije zelfbeschikking kan niet op een restrictieve manier worden geïnterpreteerd. De internationale wetgeving is er volkomen duidelijk over en moet zonder enige nuancering worden toegepast in het geval van Catalonië.” Maar het gebeurt tot nu toe dus niet. Zoals De Zayas opmerkt, de hele situatie wijkt weliswaar af van de norm die het internationaal recht stelt, maar het is helaas heel gebruikelijk dat regeringen ongestraft wegkomen met schendingen in internationale relaties en internationaal recht. (“És una situació absolutament aberrant, però la impunitat en les relacions internacionals i el dret és molt habitual i coneguda.”, zoals nog steeds geciteerd uit voornoemd artikel in El Món).
En dan komen we wat mij betreft echt tot de kern van de zaak die tot dusver alle commentatoren en journalisten in Nederland lijkt te zijn ontgaan. De interviewster vraagt of de EU de lidstaten niet zou moeten dwingen om zich te houden aan de verdragen. De Zayas: “Het is duidelijk dat er een samenzwering van stilte is tegen Catalonië door Brussel en de VN, een stilte die oorverdovend is. [“És evident que hi ha una conspiració de silenci contra Catalunya per part de Brussel·les i de l’ONU, el silenci dels quals és ensordidor.”] En het is ook duidelijk dat de staten het internationaal recht selectief toepassen, à la carte. Hoe kan Europa Spanje vragen om de onafhankelijkheid van Kosovo te erkennen, en tegelijkertijd ook ontkennen dat de Catalanen naar onafhankelijkheid kunnen streven? Het is een spectaculaire inconsistentie die de democratische solvabiliteit van de EU in twijfel trekt. [“És una incoherència espectacular que posa en qüestió la solvència democràtica de la UE.”] Als dit principe wordt toegepast in Kosovo, of ook in Slovenië of Kroatië, waar de lidstaten van Europa de unilaterale onafhankelijkheidsverklaring van deze volkeren onmiddellijk erkennen, waarom willen ze dan niet de onafhankelijksverklaring [“DUI”] van Catalonië erkennen? Ik ga me er niet over uitlaten of ik wil dat Catalonië onafhankelijk wordt of niet, maar wat ik wél wil is dat de Catalanen dat kunnen beslissen. Altijd op een vreedzame manier, zoals de Catalanen dat hebben gedaan, want ze willen geen geweld, maar dialoog.” (nog steeds De Zayas in El Món).
Dan is het de vraag of de Catalanen nog wel reden hebben om te vertrouwen in de EU, de VN en het internationaal recht dat deze verdragsorganisaties beweren te dienen. De Zayas: “Zowel de VN als de EU hebben aan geloofwaardigheid ingeboet vanwege hun gebrek aan consistentie. Dat is gewoon een feit. Maar ja, helaas, welke andere opties hebben de Catalanen? Het is een aberratie [lees volgens mij: “dwaling”] dat ze geen internationale solidariteit hebben gekregen toen ze de stap hebben gezet om hun recht op zelfbeschikking te doen gelden. Maar als ze nu volharden, en als andere volkeren die streven naar zelfbeschikking, zoals die van Corsica of de Veneto, ook aanhouden, zal de weg vlakker zijn. Wat echt triest is, is dat Spanje geweld gebruikt om de uitoefening van een zo fundamenteel recht als dat van de zelfbeschikking te voorkomen en dat het daarover elke dialoog weigert. Helaas zien de Catalanen nu onder ogen dat ze van de Europeanen, om allerlei geopolitieke en economische redenen, geen enkele internationale solidariteit krijgen. Het is schandalig maar toch waar: dit is wat er gebeurd is en er moet nu gehandeld worden met realiteitszin, met de nodige voorzichtigheid en altijd zonder geweld. De Catalanen moeten hoe dan ook altijd hun toevlucht blijven zoeken tot het internationaal recht.” (als boven, De Zayas in El Món).
Tenslotte vraagt Gemma Aguilera naar de mogelijkheden van Puigdemont, de president van de Generalitat, en zijn vier legitieme raadsleden, die nu in ballingschap zijn en nog vervolgd worden door de Spaanse justitie, om hun politieke rechten gerespecteerd te krijgen. Per slot van rekening kunnen ze ondanks hun verkiezing tot parlementariërs niet zonder risico naar Barcelona komen. “Het is evident dat er een overtreding is van artikel 25 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten [zie noot 3], en deze schending kan ook ook nog als klacht bij het Mensenrechtencomité van de Verenigde Naties worden ingediend. Maar zelfs als een persoon een gunstig besluit van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft, moet er de politieke wil zijn om dit besluit ook uit te voeren. Het is betreurenswaardig dat er veel van zulke beslissingen zijn die toch niet zijn geïmplementeerd. Maar ik dring aan: het belangrijkste voor Catalonië is om te volharden op de vreedzame weg van de dialoog en de internationale legaliteit.” (nog steeds De Zayas in El Món).
Noot 1.
Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, New York, 16-12-1966. Geldend van 11-03-1979 t/m heden. Deel 1 Artikel 1. “Alle volken bezitten het zelfbeschikkingsrecht. Uit hoofde van dit recht bepalen zij in alle vrijheid hun politieke status en streven zij vrijelijk hun economische, sociale en culturele ontwikkeling na.” En hetInternationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, New York, 16-12-1966. Geldend van 11-03-1979 t/m heden. Deel 1, Artikel 1. “Alle volken bezitten zelfbeschikkingsrecht. Uit hoofde van dit recht bepalen zij in alle vrijheid hun politieke status en streven zij vrijelijk hun economische, sociale en culturele ontwikkeling na.” Inderdaad zijn deze teksten aan elkaar gelijk. Dat geldt ook voor hun preambule:“De Staten die partij zijn bij dit Verdrag,
Overwegende, dat, overeenkomstig de in het Handvest der Verenigde Naties verkondigde beginselen, erkenning van de inherente waardigheid en van de gelijke en onvervreemdbare rechten van alle leden van de mensengemeenschap grondslag is voor de vrijheid, gerechtigheid en vrede in de wereld,
Erkennende, dat deze rechten voortvloeien uit de inherente waardigheid van de menselijke persoon,
Erkennende, dat, overeenkomstig de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, het ideaal van de vrije mens, vrij van vrees en gebrek, slechts kan worden verwezenlijkt indien er omstandigheden worden geschapen, waarin een ieder zijn economische, sociale en culturele rechten, alsmede zijn burgerrechten en zijn politieke rechten kan uitoefenen,
Overwegende, dat, krachtens het Handvest der Verenigde Naties, de Staten verplicht zijn de universele eerbied voor en de inachtneming van de rechten en vrijheden van de mens te bevorderen,
Zich ervan bewust dat op de individuele mens, uit hoofde van de plichten die hij heeft tegenover anderen en tegenover de gemeenschap waartoe hij behoort, de verantwoordelijkheid rust te streven naar bevordering en inachtneming van de in dit Verdrag erkende rechten,
Zijn overeengekomen als volgt: [en dan deel 1 artikel 1]”Voor de staten die deze convenanten hebben ondertekend is dit recht op zelfbeschikking een mensenrecht met universele geldigheid en het is niet niet toevallig dat het een prominente plaats heeft gekregen, op nummer 1 en in beide convenanten van 1966 met precies dezelfde woorden: “From its preeminent position it follows that the enjoyment of the right of self-determination (it must be added by a “people”) is the prerequisite for the enjoyment of all other human rights. Without the right of self-determination there can be no human rights” (Jörg Fisch, The Right of Self-Determination of Peoples. The Domestication of an Illusion, translated by Anita Mage, Cambridge University Press: Cambridge and New York [2010] 2016, 9-10).
Noot 2. Artikel 96 van de Spaanse Grondwet.
Artículo 96
1. Los tratados internacionales válidamente celebrados, una vez publicados oficialmente en España, formarán parte del ordenamiento interno. Sus disposiciones sólo podrán ser derogadas, modificadas o suspendidas en la forma prevista en los propios tratados o de acuerdo con las normas generales del Derecho internacional.
2. Para la denuncia de los tratados y convenios internacionales se utilizará el mismo procedimiento previsto para su aprobación en el artículo 94.In een Engelse vertaling geleverd door het Spaanse Congres van Afgevaardigden (El Congreso de los Deputados); voor de eventuele belangstellende is er ook een Franstalige versie.
Section 96
1. Validly concluded international treaties, once officially published in Spain, shall be part of the internal legal system. Their provisions may only be repealed, amended or suspended in the manner provided for in the treaties themselves or in accordance with the general rules of international law.
2. The procedure provided for in section 94 for entering into international treaties and agreements shall be used for denouncing them.Noot 3.
Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, New York, 16-12-1966. Geldend van 11-03-1979 t/m heden. Artikel 25
Elke burger heeft het recht en dient in de gelegenheid te worden gesteld, zonder dat het onderscheid bedoeld in artikel 2 wordt gemaakt en zonder onredelijke beperkingen:
(a) deel te nemen aan de behandeling van openbare aangelegenheden, hetzij rechtstreeks of door middel van vrijelijk gekozen vertegenwoordigers;
(b) te stemmen en gekozen te worden door middel van betrouwbare periodieke verkiezingen die gehouden worden krachtens algemeen en gelijkwaardig kiesrecht en bij geheime stemming, waardoor het vrijelijk tot uitdrukking brengen van de wil van de kiezers wordt verzekerd;
(c) op algemene voet van gelijkheid te worden toegelaten tot de overheidsdiensten van zijn land.