1683. Oud nieuws. “Amsterdam den 14 Mey. Men heeft bericht, dat het Schip, genaemt de Stad Bergamo, Schipper Boey Jansz., hier t’huys behorende, zijnde een nieuwe Nagel, doorde Tripoleese Rovers is verovert; dit Schip quam van Gallipoli met omtrent 90 Lasten Olie, zijnde gedestineert na dese Stad. Met twee Schepen, die van Tripoli tot Venetien gearriveert zijn, heeft men tydinge, dat van dito Rovers 9 capitale Schepen en 4 Galjoten zijn in Zee gegaen. Het Schip de Mareschal de Turenne, tot Livorno gearriveert zijnde, is van ’t Convoy, per Smirna gedestineerd, by de Caep Mello gescheyden; welck Convoy door de ordinaire Brieven van Genoua geconfirmeert werd, dat het selve aldaer reets wel gearriveerd is” (Oprechte Haerlemsche Courant, 15 mei 1683; Delpher Koninklijke Bibliotheek).
Het is toch wat! Barbarijse Rovers uit Tripoli hebben het Amsterdamse schip “De Stad Bergamo” buitgemaakt. Met dit schip was Boy Jansen onderweg, beladen met olijfolie, naar zijn thuishaven Amsterdam vanuit Gallipoli in de hak van Zuid-Italië. Twee schepen die in Venetië zijn gearriveerd deden melding van de rooftocht van de rovers uit Tripoli. Die zouden met een vloot van negen kapitale schepen en vier galjoten de zee hebben afgeschuimd. Er werd ook nog gevreesd voor het schip De Marechal de Turenne dat, inmiddels blijkbaar in Livorno aangemeerd, onderweg was naar Smyrna in Turkije toen dat bij Capo Mele (de bult naast Laigueglia!) van de rest van haar konvooi gescheiden was geraakt (voor de identificatie van deze Caep Mello, zie Thomas Salmon, Hedendaagsche historie of tegenwoordige staat van Switzerland en Italie… etc., deel 2, Amsterdam 1731, pp. 36-37; gezien in scans van Google Books). Gelukkig is dat schip, dat eveneens Nederlands was (zie Mehmet Bulut,“The Dutch Merchants and their activities between the Atlantic and Levant during the mercantilist ages”, Helsinki 2006, appendix II, schip in 1680 vertrokken uit de Ottomaanse haven van Aleppo in Syrië; online geraadpleegd), volgens officiële berichten uit Genua dus wel inmiddels terecht. Nou, hier zit voor ons mooie informatie tussen: een voorbeeld van de zeventiende eeuwse handel in olijfolie tussen Amsterdam en Gallipoli; de activiteit van de piraten van Barbarije, het land van de Berbers in Noord-Afrika, waarmee alle moderne slavernijsystemen begonnen (zie Robert C. Davis, Christian Slaves, Muslim Masters: White Slavery in the Mediterranean, the Barbary Coast and Italy, 1500-1800, 2004); en natuurlijk, als flauwekulletje, de realisatie dat ze in de 17e eeuw de meeste voltooid deelwoorden met een “t” schreven in tegenstelling tot de huidige tendens om dat steeds met een “d” te doen!
Wat zou er toch van Boey Jansz. zijn geworden? De galeien voor hem, de “Turkse” badhuizen, of ging hij “verkeerd”, zelf ook ongelovigen roven, zoals ook Simon de Danser…. (waarvoor zie L.C. Vrijman, Kaapvaart en zeeroverij uit de geschiedenis der vrije nering in de Lage Landen, Amsterdam 1938, 184-199).
Naschrift d.d. 30 october 2014 naar aanleiding van mijn lezing van de Hollandse Mercurius voor 1683: juist in mei 1683 heeft een gezant van de Staten Generaal, de heer Hees, vrede gesloten met de “corsairen” van Tunis en Tripoli, onder de belofte dat zij binnen 14 maanden nog een geschenk zouden ontvangen van 150 vaten buskruit, 3 kabeltouwen, 3000 kogels van 4 tot 8 ponden, en 5 masten (Hollandse Mercurius voor het Jaer 1683, verschenen in 1684, p. 248; Thomas Hees was een oude rot want hij was bijvoorbeeld ook de Hollandse gezant in Algiers in 1677, Amsterdamse Courant 2 februari 1677 en 27 juli 1677, Koninklijke Bibliotheek, Delpher). Dat komt eigenlijk neer op een wapenleverantie. Er was dus een Nederlandse diplomaat/onderhandelaar in het gebied actief vlak voor of juist wanneer de bemanning van De Stad Bergamo als buit zal zijn binnengevoerd. Maar uit de voornoemde studie van Davis blijkt al dat de rovers van Barbarije hun slaven niet gemakkelijk lieten gaan. De stilte daaromtrent geeft me dan ook niet de indruk dat er ook Hollandse gevangen aan de heer Hees zijn uitgeleverd (omdat de auteurs van hetzelfde jaarboek namelijk aandacht hadden voor de onderhandelingen en gevechtshandelingen waarmee de Fransen hun slaven daarentegen wél vrijkregen in Algiers in hetzelfde jaar 1683, waarvoor zie dezelfde Hollandse Mercurius voor het Jaer 1683, verschenen in 1684, p. 189-193). Met Algiers was de Staat van de Verenigde Nederlanden formeel niet in oorlog en de toestand van vrede werd dit jaar juist uitdrukkelijk opnieuw verklaard (ibidem). Voor wat dat in de verraderlijke wateren van de Middellandse Zee waard was…
Eindnoot. In de Oprechte Haerlemsche Courant van 9 maart 1684 kwam de naam Boey Jansz ook al voor, twee maanden voor het verlies van De Stad Bergamo, maar dan als schipper van het Schip Europa, dat op 22 januari in Alicante was gearriveerd, aangekomen vanuit Cadiz (Cadix). In de krant van 16 december 1683 (steeds geconsulteerd via Delpher van de Koninklijke Bibliotheek) kunnen we lezen dat schipper Boey Jansz met de Europa op 9 november in Cadiz was gearriveerd, “nae de Straet gedessineerd”, dus met een bestemming voorbij de straat van Gibraltar, de Middellandsche Zee in. Dat schip lijkt verder op weg te zijn naar Genua in een konvooi. Het is de bedoeling dat op de 27e maart de Nederlandse schepen onder leiding van kapitein Swart weer naar huis zouden terugkeren. In de Middellandse zee vaart dan ook een “Hollandts Oorlogs-Schip”, de “Schattershoef”, die in tien dagen van Livorno naar Alicante is gevaren. Het was niet veilig in de Middellandse Zee. Boey Jansz lijkt in ieder geval toch te zijn gebleven om in ieder geval olie te halen in de hak van Italië. Dat zou hem dus duur komen te staan.