De Catalaanse Troebelen 11 – Het recht op afscheiding

Dit stukje is geschreven vlak voor de bijeenkomst van het Catalaanse parlement op 10 october 2017

In de Catalaanse Troebelen is pijnlijk duidelijk geworden dat de Spaanse regering en, vooral, het Spaanse Constitutionele Hof het Catalaanse regiobestuur niet het recht op afscheiding gunt. Uit de aanklachten tegen Catalaanse functionarissen als majoor Josep Lluís Trapero, de hoogste functionaris van de Catalaanse politiedienst, blijkt dat de medewerking aan het mogelijk maken van, of misschien alleen al het overwegen van, de afscheiding wordt beschouwd als een “delict” dat strafbaar is met 8 tot 15 jaar gevangenis (aanklacht van “sedición”: https://politica.elpais.com/politica/2017/10/07/actualidad/1507397459_856154.html en van “inacción flagrante”: https://politica.elpais.com/politica/2017/10/09/actualidad/1507569174_184754.html.) Er staat voor de Spaanse staat veel op het spel.

Het recht van afscheiding gaat verder dan het recht op zelfbeschikking omdat het een (door dit recht afgedwongen) overdracht van territorium impliceert: “The exercise of the right of self-determination is secession if it leads to territorial changes, that is, if the bearer of that right does not refrain from exercising it. Thus, the right of self-determination is simultaneously a right of secession.” (Jörg Fisch, The Right of Self-Determination of Peoples. The Domestication of an Illusion, Cambridge University Press: Cambridge & New York 2015, 43). In internationaal recht is er, zo ik heb begrepen, geen restrictie op het recht op zelfbeschikking behalve dat de uitoefening ervan door de ene partij geen inbreuk mag maken op hetzelfde recht van de andere partij. Zodra men met het recht op zelfbeschikking echter meteen ook het recht op afscheiding doet gelden, impliceert dat een territoriaal verlies voor de ander en dat roept dan ook direct op tot restrictie. “An unasumed restricted right of secession is nowhere articulated in a comparable form [d.i. vergelijkbaar met het recht op zelfbeschikking], neither in codified international law nor in the practice of states.” (ibid.) Het recht is niet algemeen gecodificeerd maar er bestaat andersom ook geen regel van internationaal recht die afscheiding verbiedt (zie hieronder over de zaak van Québec; dit is kennelijk ook gebleken tijdens de kwestie van de Krim in 2014: https://www.volkskrant.nl/archief/afscheiding-door-krim-is-niet-verboden~a3610208/)

De meeste territoriale staten zouden zich uiteraard verzetten tegen het recht op afscheiding: “An assumed unrestricted right of secession”, immers, “is the potential death sentence for every state, as such a right implies that every part of a state has the right to separate from the whole under the leadership of the most numerous group of the population in that part, and this could be repeated any number of times by another part seceding from the secessionist part.” (ibid.) Zo ook zou de Nationale Staat Spanje zoals we die nu kennen in vele delen uiteen kunnen vallen. Dat heeft consequenties voor Spanjaarden maar ook voor andere Europeanen ook omdat het een precedent zou scheppen voor vergelijkbare afscheidingsprocedures (met het meest voor de hand liggende voorbeeld van Schotland, Vlaanderen daarna en uiteindelijk zou je op termijn ook aan de Duitse “landes” kunnen denken). Een dergelijk proces van afbraak van nationale staten zou Europa politiek meer fragmenteren maar dat zou, voor diegenen die een Europa van regio’s in hun vergezicht hebben, op zich niet direct een probleem hoeven zijn.

Om beroep te doen op het recht van zelfbeschikking, bijvoorbeeld door een grotere mate van autonomie te verkrijgen, is vers één (dit heet “interne zelfbeschikking”); maar om met het logisch gekoppelde recht van afscheiding ook een territorium mee te willen nemen is vers twee (en dat noemt men “externe zelfbeschikking”). Het laatste, de externe zelfbeschikking, willen de nationale staten dan ook koste wat kost voorkomen. “Although no existing state constitutions seem to have a formalized prohibition of secession, such prohibitions do follow indirectly from other legal considerations.” (ibid., 44). Vaak heeft het geleid tot burgeroorlogen, zoals in de Verenigde Staten in de 19e eeuw en in Afrika in de midden van de 20e eeuw. Men is ook niet altijd even consequent. Volgens de Franse grondwet is Frankrijk ondeelbaar, bijvoorbeeld, maar er mag wel altijd een deel bijkomen dankzij het recht van afscheiding dat ten koste gaat van een andere staat. De meeste constituties zijn, als ik het goed begrepen heb, zozeer omstandig dichtgetimmerd dat het recht van afscheiding meer zeer moeilijk af te dwingen is. “A right of secession anchored in international law would, as the international lawyer Patrick Thornberry put is, turn the international community into a ‘suicide club for states'” (ibid.45).

We snappen dus goed waarom de Spaanse regering probeert te voorkomen dat Puigdemont met de verklaring van de politieke onafhankelijkheid van Catalonië de eerste stap zet tot de strijd om het afdwingen van het recht op afscheiding. Maar als de Catalanen dat recht nooit zullen kunnen krijgen, zijn ze dan gedoemd om voor altijd gevangenen te blijven van de Spaanse staat? Of lijkt het beeld van “gevangenschap” misschien te sterk gesteld? Nee hoor, ik denk dat dit beeld juist heel treffend is opgeroepen door onder meer Loïc Tassé in zijn artikel “La Catalogne prisonnière de l’Espagne”  in de Journal de Montréal van 1 october 2017. Hij twijfelt er niet aan dat er sprake is van “onderdrukking”. “Le gouvernement espagnol a refusé aux Catalans de droit de voter librement pour leur indépendance. La véritable nature du conflit est apparue au grand jour: celle d’un peuple qui en opprime un autre.” Zijn betoog vervolgt met nog meer meer klare taal: “ce sont les politiques imbéciles du gouvernement du Parti Populaire qui ont poussé les Catalans vers l’indépendance. Une première fois en 2006, quand ce parti, fondé par d’anciens franquistes, a contesté en Cour suprême espagnol une entente sur l’autonomie de la Catalogne. Pourtant, cette entente avait été décidée entre le gouvernement catalan et le gouvernement espagnol, dominé à l’époque par une coalition de gauche. La Cour suprême finira par abroger plusieurs articles importants de l’entente. Une cour au service de l’oppresseur. Le Parti Populaire montrera toute sa bêtise une seconde fois, après son arrivée au pouvoir en 2011, en refusant plusieurs fois la tenue d’un référendum démocratique en Catalogne. Ici, c’est le gouvernement espagnol qui opprime directement les Catalans. Toujours au nom d’un droit qui n’est que de l’oppression.” (Loïc Tassé, “La Catalogne prisonnière de l’Espagne”  in: Journal de Montréal, 1 october 2017).

Het is niet verwonderlijk dat we zo’n uitgesproken mening, die blijk geeft van een grote mate van engagement, aantreffen in een Quebecoise krant. Daar is het onderwerp al jaren lang “hot” (of liever gezegd “chaud’). In september 1996 heeft de Canadese regering zich gewend tot het Hooggerechtshof met de vraag of de Franstalige provincie Québec het recht had zich af te scheiden (ik las het terug in een artikel Trouw van 27 september 1996). De separatistische regering van Québec hield vol dat de kiezers in de provincie het recht hebben om tot afscheiding van Canada te beslissen en daartoe zijn dan ook twee referenda gehouden, in 1980 en in 1995, die beiden met twee een krappe marge zijn verloren (https://www.trouw.nl/home/canada-naar-rechter-over-afscheiding-provincie-quebec~ad072ba0/) Het Hooggerechtshof heeft bepaald dat hoewel unilaterale afscheiding niet legaal is volgens de Canadese Constitutie waaronder Quebec valt, dat, indien een referendum zou resulteren in een meerderheid van stemmen vóór afscheiding, de rest van Canada “would have no basis to deny the right of the government of Quebec to pursue secession.” (Levrat et al., Catalonia’s Legitimate Right to Decide. Paths to Self-Determination. s.l. s.d [2017], p. 58; vindplaats volledig rapport: http://exteriors.gencat.cat/web/.content/00_ACTUALITAT/notes_context/FULL-REPORT-Catalonias-legitimate-right-to-decide.pdf; cf. https://en.wikipedia.org/wiki/Reference_re_Secession_of_Quebec). Dat zou betekenen dat er bij zo’n referendum-uitslag een verplichting zou ontstaan om te onderhandelen over de wijze waarop Quebec onafhankelijkheid zou kunnen krijgen met inachtneming van een aantal gespecificeerde kernwaardes van de grondwet. Het Canadese Hooggerechtshof zou tegelijkertijd hebben vastgesteld dat ook het internationaal recht “does not specifically grant component parts of sovereign states the legal right to secede unilaterally from their ‘parent’ state”; het hof concludeerde daarom, in lijn met het antwoord op de vraag volgens Canadees recht, dat volgens internationaal recht “the right of a people to self-determination was expected to be exercised within the framework of existing states, by negotiation, for example” (https://en.wikipedia.org/wiki/Reference_re_Secession_of_Quebec). Ter verduideling citeer ik de wijze waarop de zaak van Quebec is weergegeven in het rapport dat de commissie van onafhankelijke experts op uitnodiging van de Generalitat de Catalunya dit jaar hebben gepubliceerd:

“the Canadian Supreme court considered that there was no constitutional right to secession that Quebec could unilaterally impose to the other provinces and to the federal government. At the same time, there was no right to ignore what Quebec might express. A clear majority given to a clear question regarding secession would “place an obligation on the other [institutions] to acknowledge and respect that expression of democratic will by entering into negotiations and conducting them in accordance with the underlying constitutional principles already discussed” (§ 89). Once the debate is framed according to the most fundamental values of contemporary constitutionalism, no clear-cut answer can be given to the issue of the right to decide, but the need to negotiate in light of the very principles of constitutionalism. If any of the stakeholders ignored these principles, its own position would be delegitimised (§§ 93, 95, 103, and 152).”

Van buitengewoon belang voor de huidige situatie in Catalonië is nu vooral de volgende verklaring van dat hof: “The court stated in its opinion that under international law, the right to secede was meant for peoples under a colonial rule or foreign occupation. Otherwise, so long as a people has the meaningful exercise of its right to self-determination within an existing nation state, there is no right to secede unilaterally.” (https://en.wikipedia.org/wiki/Reference_re_Secession_of_Quebec). De verwijzing naar “koloniale overheersing” komen we vaker tegen in de geschiedenis van het recht op zelfbeschikking, om de eenvoudige reden dat dekolonisatie de motor en de motivator was achter zoveel processen (Jörg Fisch, The Right of Self-Determination of Peoples. The Domestication of an Illusion, Cambridge University Press: Cambridge & New York 2015, 43). Maar deze beperking wordt tegenwoordig ook bestreden, bijvoorbeeld door voornoemde onafhankelijke experts in internationaal recht die de legitimiteit van de aanspraken van het Catalaanse regiobestuur hebben onderzocht:

“This right [of self-determination] is recognized to “all peoples” and, contrary to a widely held belief, clearly not limited to people under colonial domination” (Levrat et al., Catalonia’s Legitimate Right to Decide. Paths to Self-Determination. s.l. s.d [2017], p. 10; vindplaats volledig rapport: http://exteriors.gencat.cat/web/.content/00_ACTUALITAT/notes_context/FULL-REPORT-Catalonias-legitimate-right-to-decide.pdf; vindplaats samenvatting: https://www.unige.ch/gsi/files/9115/0461/7417/EXECUTIVE_SUMMARY_Catalogne.pdf).

Want ga maar na: als de Spaanse regering het voor de Catalanen onmogelijk maakt om een betekenisvolle mate van autonomie uit te oefenenen, dan kan hetzelfde beeld van kolonialisatie of onderdrukking worden opgeroepen. Vooral wanneer de Guardia Civil ook nog eens de wapenstok trekt. En als de grondwet zó rigide wordt toegepast dat er geen ontsnappen aan is en er  bij voorbaat geen onderhandelingsruimte wordt geboden, dan moeten we toch veronderstellen, denk ik als leek, dat de Catalanen misschien in internationaal recht en zéker in de internationale politiek een heel redelijke basis hebben voor hun pleit.

De Catalanisten hebben hun zaken goed voorbereid en daar is niks mis mee. En dat we vandaag de beschuldiging lezen dat de Catalanisten bewust de provocatie zouden hebben opgezocht, en dat dat zou blijken uit de documenten die de Spaanse autoriteiten onterecht in beslag hebben genomen tijdens de illegale invallen van de weken die vooraf gingen aan het referendum, deert de zaak volgens mij  in het geheel niet (https://politica.elpais.com/politica/2017/10/09/actualidad/1507569660_552707.html). Waar sommigen spreken van “kwade opzet” (https://fd.nl/economie-politiek/1221670/catalaanse-regering-stuurde-bewust-aan-op-dit-conflict?utm_source=nieuwsbrief&utm_campaign=fd-ochtendnieuwsbrief&utm_medium=email&utm_content=20171010&s_cid=671) kunnen anderen wellicht tegenwerpen dat het gaat om strategische verkenningen en optionele scenario’s. Hoort dat niet gewoon bij het politieke bedrijf? Rajoy en de zijnen waren er toch zelf bij toen ze besloten hun ordediensten eerst op tefokken in een afgemeerd cruiseschip om ze vervolgens met wapenstok los te laten op mensen die rustig in de rij stonden bij hun lokale stembureau’s? Hoe kan het anticiperen op deze mogelijkheid nu “kwade opzet” zijn van de getroffen partij? De beschuldiging van “provocatie” komt me nogal slordig Oost-Europees over.